Heb je wel eens het gevoel verkeerd te ademen?
Vaak wordt dan bedoeld dat je hoog ademt en niet in je buik.
Maar is het verkeerd om niet in de buik te ademen?
Om maar gelijk met de deur in huis te vallen: eigenlijk bestaat er niet zoiets als goed of verkeerd ademen. Hoe je ademt, is namelijk een weerspiegeling van hoe het met je gaat.
Als er veel spanning is, heeft je adem minder ruimte. Alhoewel het ongemakkelijk kan voelen en klachten kan geven, is je adem dus niet verkeerd, de adem laat alleen zien hoeveel spanning er in je lichaam is.
Oftewel: de adem is een indicator van de spanning in je lichaam.
We kunnen daarom beter spreken van een functionele of dysfunctionele adem.
Een functionele adem is een flexibele adem. Een adem die zich aanpast aan de omstandigheden, aan de mentale en fysieke spanningstoestand. Het is een natuurlijke adem die steeds zo makkelijk mogelijk is. De ademvorm, hoog of laag, maakt daarbij niet uit. De adem regelt zichzelf.
Een dysfunctionele adem is een adem die minder flexibel is, die minder mogelijkheden heeft zich aan te passen aan de omstandigheden, omdat een onnodig verhoogde spanning dit belemmert.
Soms kun je het gevoel hebben verkeerd te ademen, omdat je vindt dat je met je buik moet ademen op dat moment, terwijl de adem in die situatie toch functioneel kan zijn.
Soms kun je het gevoel hebben verkeerd te ademen en heb je gelijk in de zin dat de adem dysfunctioneel is en makkelijker kan. De adem wordt dan belemmerd door onnodige spanning.
“Adem ik nu verkeerd? Is mijn adem dysfunctioneel of niet? Het voelt wel zo!”
Van te voren is dat niet altijd te zeggen. Maar in elk geval geldt dat wanneer onnodige spanning vermindert en je een gevoel hebt van vrijer, makkelijker en meer ontspannen te ademen in situaties waarin dat eerder niet zo was, je achteraf kunt vaststellen dat je adem dysfunctioneel was.
“Ik heb juist geleerd op een bepaalde manier te ademen. Dat helpt ook wel.”
Functioneel ademen, “goed” ademen, is zoals eerder gezegd een adem die zich kan aanpassen aan de omstandigheden en steeds zo makkelijk mogelijk is. Een functionele adem, een “goede” adem, heeft dus niet een bepaalde vorm zoals meestal wordt geleerd in ademmethodes. Eigenlijk moet je een vaste vorm juist afleren, zodat de adem zich flexibel kan aanpassen. Een bepaalde ademvorm zal niet in alle omstandigheden de juiste zijn en een flexibele adem juist belemmeren.
“Dus: er is nou eenmaal spanning en mijn adem laat dat zien. En als ik spanning verminder, adem ik vanzelf weer makkelijker?”
Een natuurlijke, makkelijke en ontspannen adem kan inderdaad pas ontstaan wanneer er geen onnodig verhoogde spanning is. Maar als onnodige spanning vermindert, vindt de adembeweging niet altijd de meest makkelijke vorm vanzelf terug. Het lichaam is als het ware vergeten hoe de beweging ook alweer het makkelijkste gaat. Daarom zijn er instructies en handgrepen die niet alleen het spanningsniveau beïnvloeden, maar ook indirect de natuurlijke adembeweging in het lichaam herstellen. Je lichaam kan nu weer alle ruimte geven aan een flexibele adem en zo kan het ademen in je dagelijkse leven vanzelf weer makkelijker gaan.
Geef een reactie